In september 2004 heb ik op één dag drie maal de Mont Ventoux beklommen. Daarmee werd ik Cinglé du Mont Ventoux. Toen heb ik gezworen hier terug te komen om te proberen (ik schrijf wel degelijk proberen) de Reus van de Provence vijf maal op één dag tebeklimmen en dat in het kader van het NBG De Kale Berg dat hiervoor een brevet uitreikt. Ziehier mijn relaas over deze zware beproeving: de Diable.
Eindelijk is het zover, na een week wachten wegens het zeer wisselvallig weer kan ik op dinsdag 13 september mijn poging wagen. In feite staat het moreel op een zeer laag pitje, de overtuiging om te lukken is er niet echt, ik geef mezelf maar 20% kans.
Eerste beklimming
Ik sta op de in het asfalt uitgehouwen meet in Bedoin. De zenuwen zijn zeer gespannen. Ik kon vanmorgen bij het ontbijt geen hap door mijn keel krijgen. Ik eet nog rap een doosje rijst en ik neem de start als de kerktoren van Bedoin aangeeft dat het 5 uur is. Ik rijdhet dorp uit en het is pikdonker zodat ik met moeite de kant van de rijweg kan zien. Ik stel vast dat mijn armverlichting enkel dient om gezien te worden en ik ben verplicht een zaklamp in de hand te nemen zodat ik kan zien waar ik rijd. Mijn vrouw Rogette komt me al gauw voorbijsnellen met de wagen, zij zal de hele dag lang voor de broodnodige begeleiding zorgen. Voor mij zie ik het sterrenbeeld Orion. Het eerste uur zal dat mijn reisgezel worden. Ik weet dat ik heel economisch zal moeten rijden als ik het wil halen. Op het stuk naar St-Estève trap ik de 39 x 24. Rustig peddelen en geen kracht verliezen is de boodschap. Aan de fameuze bocht rijd ik het bos in en het wordt onmiddellijk 9 à 10%. Ik schakel rap naar mijn kleinste verzet, namelijk 39 x 28. De benen voelen zeer log en zwaar aan. Dit gaat niet goed. Ik sla aan het twijfelen, nog maar 6 km ver en onzekerheid is troef, met wat ben ik hier eigenlijk begonnen. Ik rijd verder en het zware gevoel in de benen begin ik gewoon te worden.
Drie km vóór le Chalet Reynard kan ik beter de details in het landschap onderscheiden, de zaklamp kan opgeborgen worden, de dageraad breekt aan. Ik kom in het maanlandschap. Ongeveer drie km vóór de top begint de zon boven de bergsilhouetten uit te breken. Spijtig genoeg gebeurt dit prachtige schouwspel achter mijn rug om. Een mooi kleurenpalet wordt mij hier gratis aangeboden, het is iets om nooit meer te vergeten.
Ik kom voor de eerste keer boven. Het bordes ligt er verlaten bij en het is 7°. Mijn rijtijd is de door mij beoogde 2u15’. Er is echter geen tijd om de natuur verder te bewonderen, rap het windjack aan en terug naar beneden richting Bedoin. Daar aangekomen heb ik een zeer vervelend gevoel, mijn spijsvertering werkt precies niet goed. Ik weet echter dat ik moet blijven etenen dat doe ik dan ook.
Tweede beklimming
Het is 12,5° als ik omstreeks 8u15 vertrek voor de tweede beklimming via Route des CèdresRoute des Chamois. Het gaat terug richting St-Estève. Na precies 8,2 km rijden kom ik aan de bocht van Pavillon de Roland. Daar neem ik afscheid van Rogette, ze zal op me wachten aan Plaine des Hermitants.
en Ik begin aan de Route des Cèdres. Het is vuile asfalt en daar ben ik best tevreden mee. Als dit maar zo blijft duren. De eerste km is er een van 5,5% en ik kan rustig peddelen en recupereren. Ondertussenheb ik gemerkt dat het asfalt in een bocht plaats gemaakt had voor grind over een afstand van 100 m, dit is geen goed voorteken. Gelukkig is het nu terug vuil asfalt.
De tweede km wordt er een van 8%, het is nu wat steviger aanpoten geblazen. Het asfalt verandert nu meer en meer in grind. Mijn vrees wordt bewaarheid, hier is een mountainbike op zijn plaats, ik beschik echter maar over een racefiets. Hiermee moet ik het doen. Gelukkig volgt er weer een km van 5%, zo kan ik mij beter concentreren op de slechte staat van de weg terwijl ik minder hard moet duwen. Ik probeer zoveel mogelijk op de hard gereden sporen van jeeps te rijden. Soms geraak ik buiten een spoor en begint mijn achterwiel weg te glijden in de stenen. Harder trappen en bijsturen is dan de enige oplossing om nog recht te blijven. Dit is een ware verschrikking. Mijn racefiets krijgt het hard te verduren. Onder mijn banden hoor ik een recital van wegspringende steentjes. Als dit maar goed afloopt. Gelukkig blijft de weg overal op zijn minst 4 meter breed.
Nu begint het zwaarste stuk, tot les Grands Pins is het nog 4,5 km aan 9%. De weg ligt er soms zeer slecht. Hier en daar ontwaar ik door water uitgeslepen gleuven in het grind. Het is beter dat ik daar niet in terechtkom.
Eindelijk kom ik aan de wegsplitsing van les Grands Pins. Voor dit 8 km slechte stuk heb ik precies 1 uur nodig gehad. Er resteren nu nog een achttal km over de Route des Chamois naar Plaine des Hermitants. Eerst moet ik over een afstand van 2 km nog een hoogteverschil van 100 m overwinnen maar dan is de weg relatief vlak en is het recupereren geblazen tot Plaine des Hermitants. De rijweg blijft echter even slecht als de Route des Cèdres. Dit is echt niet mijn dada. Na 40’ corrigeren en bijsturen kom ik eindelijk aan Plainedes Hermitants terecht. Welkom terug in de bewoonde wereld. De komende 6 km tot de top zullen later de enige blijken te zijn waar ik een praatje kan maken met andere naar boven rijdende renners. Dit doet deugd.
Op het middaguur kom ik voor de tweede keerboven. In tegenstelling tot vanmorgen wemelt het er van de toeristen. Het is 11° en mijn rijtijd is 3u04’. Ik heb echter geen tijd te verliezen en rijd onmiddellijk terug naar Bedoin.
Derde beklimming
Beneden is het 22° wanneer ik omstreeks 12u55 voor de derde keer vertrek. Deze keer gaat het via de Route des Cèdres naar de Tournant de l’Anglais. De zon is nu fel op mijn hoofd aan het timmeren, hopelijk blijft dit niet duren want daar ga je vlugger van kapot.
Ik kom terug aan de bocht van Pavillon de Roland. Vooraleer de Route des Cèdres voor de tweede keer aan te vatten wil ik nog een plak peperkoek naar binnen spelen. Dit blijkt verrassend genoeg niet te lukken. Na een paar happen krijg ik braakneigingen. Ik weet dat ik geen vast voedsel meer door mijn keel kan krijgen. Ik begin onmiddellijk te vrezen voor een inzinking. Ik moet echter mijn weg vervolgen. Gelukkig pakken de wolken zich samen aan de top van de Ventoux. Zo kom ik in de schaduw terecht, dit doet deugd.
Ik kom terug terecht op de grindweg. Weer gaat mijn achterwiel regelmatig aan het slippen. Tijdens de vorige beklimming kon ik door harder te trappen nog recht blijven en verder rijden, maar nu moet ik echter voet aan de grond zetten en een tiental meter verder op een beter stuk terug op de fiets kruipen. Ik weet nu dat mijn benen aan het leeglopen zijn en ik moet hierna nog twee beklimmingen doen. Dit haal ik nooit. Ik zie het niet goed meer zitten.
Uiteindelijk, na veel gehark, bereik ik de Tournant de l’Anglais. Daar staat Rogette op me te wachten. Van Pavillon de Roland tot hier heb ik welgeteld 1u16’ gereden. Ik ben blij om even voet aan de grond te kunnen zetten. Zo kan de rug even ontlast worden en werk ik een zakje vloeibaar voedsel naar binnen. Nu gaat het op lekker lopend asfalt naar de top. In tegenstelling tot de Route des Cèdres voel ik me eigenaardig genoeg wat beter rijden. Ik krijg terug wat hoop. Het is 15u40 als ik voor de derde keer boven kom. De thermometer geeft 10° aan en mijn rijtijd over de derde beklimming is 2u33’.
Ik vat onmiddellijk de afdaling naar Malaucène aan. Tijdens de afdaling vraag ik me af hoe mijn benen het de volgende beklimmingzullen doen. Ik ben er een beetje bangvoor want ik weet dat ook dit een zeer zware karwei wordt. Beneden is het 22° maar in de zon voelt het veel te warm aan. Dat zit me weer niet lekker. Ik verplicht mezelf om nog een doosje rijst naar binnen te werken en dat lijkt me net te lukken. Gelukkig maar.
Vierde beklimming
Het is 16u42 wanneer ik in Malaucène de vierde beklimming aanvang. Langs de weg is geen renner meer te bekennen. Ik ben zeker de laatste die hier vandaag nog de beklimming begint. Ik rijd onmiddellijk bewust traag en op het kleinste verzet om de benen weer aan het klimwerk te laten wennen. Mijn lichaam begint overal pijn te doen.
Tot aan het Belvédère valt de beklimming fysiek nog mee al valt het moreel nu heel zwaar. Het is voortdurend vechten tegen de eenzaamheid en ik moet mezelf steeds weer opjutten om verder te rijden. Nu komen ook die fameuze vier zware kilometers tot de Mont Serein eraan. Ik weet dat ik nu keihard moet doorbijten want dan is het zwaarste van de beklimming achter de rug. Mijn onderrug doet fel pijn. Dit staat me fel tegen.
Eindelijk kom ik aan Mont Serein. Daar staat Rogette. Ik maak van de gelegenheid gebruik om even te stoppen en alles een beetje op zijn plooien te laten komen. Ik stap terug op de fiets en begin nu aan de loodzware kilometer tot aan Tournant de l’Anglais. Nu is het keihard. Voor de afwisseling neem ik het stuur onderaan beet en ga recht op de trappers lopen. Dit valt fel tegen want ik moet onmiddellijk weer gaan zitten. Alles valt nu tegen, zowel moreel als fysiek. Ik weet dat de twee kilometers voorbij Tournant makkelijker rijden en dat geeft me de moed om door te bijten.
Ik kom nu aan de bocht naar rechts en zie het observatorium. Uit ervaring weet ik dat nu nog een zware kilometer volgt tot de laatste haarspeldbocht ongeveer 500 m vóór de top. Als ik dit doorkom weet ik dat het ergste van dehele onderneming voorbij is. Met demond volledig opengesperd rijd ik naarboven. Eindelijk, na 2u13’, bereik ik voor de vierde keer het observatorium. Het is nu 19u08 en de thermometer geeft 11° aan. De toeristen zijn hier, buiten een zestal uitzonderingen die van de zonsondergang willen genieten, ook verdwenen. Ik krijg het heel koud en trek onmiddellijk het windjack aan.
Ik vat nu de afdaling naar Sault aan en de koude lucht heeft me onmiddellijk in zijn greep. Ik zit te schudden en te beven op mijn fiets maar ik wil zo snel mogelijk beneden zijn, daarom stop ik niet meer om nog meer kledij aan te trekken. Ik merk dat de weg er na le Chalet Reynard nat bij ligt. Het heeft hier enkele uren geleden geregend. Gelukkig ben ik daar niet door gezegend geweest. Na 45’ dalen kom ik in Sault aan. Ik wil nog een blik rijst naar binnen werken maar ik krijg het maar voor de helft leeg. Dan maar een zakje vloeibare voeding erbij. Zokan ie wel weer.
Vijfde beklimming
In Sault is het 14°. Ik heb het nog altijd koud en trek mijn thermovest aan. De duisternis begint te vallen, dus moet ook de armverlichting weer aangebracht worden. Het is 20u10 als ik Sault verlaat voor de laatste beklimming. Ik weet nu al dat ik die vervelende zaklamp niet zal moeten gebruiken want de maan begint nu ook haar werk te doen.
De eerste kilometers kan ik op een groter verzet rijden. Dan schakel ik naar 39 x 24. Hiermee zal ik tot aan le Chalet Reynard rijden. Na vijf kilometer weet ik het voor het eerst zeker: ‘Heren inrichters van NBG De Kale Berg, mijn naam zal op jullie lijst terechtkomen’. Wat er ook gebeurt, ik weet zeker dat ik nu niet meer ga opgeven.
De aanwezigheid van de maan geeft deze allerlaatste beklimming een speciaal cachet. Het is best aangenaam. De benen draaien vlot op souplesse tot een drietal kilometer vóór le Chalet Reynard. Daar gaat het goed fout. Ik krijg opeens braakneigingen en ik moet van de fiets. Zeker twee minuten komt het speeksel me voortdurend in de mond. Om de haverklap moet ik spuwen. Ik moet net niet braken. Ik wil iets drinken, zelfs puur water krijg ik niet meer naar binnen. Dit mag zeker niet blijven duren. Ik kruip terug op de fiets, gelukkig verdwijnen de braakneigingen nu even snel als ze gekomen zijn.
Opeens wordt de rijweg fors breder. Ik weet dat ik nu nog slechts enkele honderden meter van le Chalet Reynard verwijderd ben. Dit is een ware verademing. Daar aangekomen staat Rogette op mij te wachten. Ik neem de tijd om even te stoppen en te bekomen vooraleer de laatste kilometers naar de top aan te vatten. Wij staan helemaal alleen op de immens grote parking, het geeft een vreemd beeld.
Ik begin nu aan het laatste stuk. Ik weet onmiddellijk dat dit niet goed zal gaan. Tijdens de eerste km voel ik al dat mijn benen vollopen, dit deugt niet. Ik weet dat er tot boven zeven inhammen zijn. Dit systeem hanteer ik om af te tellen. Ik kom aan de eerste inham. Nog zes tegaan en het gaat steeds moeizamer. Aan de tweede inham (Fontaine de la Grave) staat Rogette me weer op te wachten. Dit is voor mij een uitnodiging om nog eens voet aan de grond te zetten. Het is maar voor een half minuutjemaar toch, ik kan eens goed ontspannen.
Dan rijd ik voort, het wordt nu heel zwaar, ieder spiertje in mijn lijf voel ik. Dit mag toch niet lang meer duren. Ik verbijt de pijn en kom aan de derde inham, de vierde inham, de vijfde inham. De maan geeft het maanlandschap een zachte grijze schijn. Het voelt zo onwezenlijk aan. Als ik aan de zesde inham kom weet ik dat ik naar het monument van Tom Simpson toerijd. De rijweg zwenkt steeds maar naar rechts, het monument komt maar niet in zicht, alles doet pijn.
Opeens wordt de rotsmuur naast mij minder hoog en zie ik het monument in het maanlicht. Eindelijk. Mystiek is hier niet ver weg. Ik weet dat het nu nog 1200 m is tot de top en ik prevel binnensmonds ‘Tom, het gaat me lukken’. Misschien hoort Tom mij wel.
Ik ben nu op weg naar de zevende en laatste inham met het muurtje. De pijn in mijn benen is ondraaglijk geworden. Dit is niet meer te doen. Maar ik moet doorbijten. Na lang zwoegen kom ik aan de laatste inham. Daar staat Rogette weer op mij te wachten. Ik stop nog eens bij haar om te bekomen. Het observatorium heb ik van daar zomaar voor het grijpen. Dit kan niet echt zijn.
Ik kruip terug op de fiets. Wat een triomftocht moet worden wordt integendeel een marteling. Ik tel de witte stippellijnen langs de kant van de weg. Nog één voorbij, nog één voorbij. Zo gaat het verder tot ik de oriëntatietafel ontwaar. Ik weet dat de laatste haarspeldbocht honderd meter verder ligt. Ik neem die heel breed. Vóór mij zie ik het langverwachte bordes. Nog een felle inspanning en de verlossing is nabij.
Twintig meter vóór het einde zie ik het silhouet van Rogette met een rood lichtje ervoor. Het is de digitale camera die voor eeuwig zal vastleggen hoe ik over de meet kom: de rechterarm lichtjes omhoog met vijf uiteengestrekte vingers. Het is 22u32 als ik boven kom en de temperatuur is 7°. Mijn rijtijd voor de vijfde beklimming is 2u08’. Het stuk tussen le Chalet Reynard en de top heb ik afgelegd in 44’ hetgeen betekent dat ik compleet leeggereden ben. Boven vallen Rogette en ik elkaar in de armen. Ik pink enkele tranen weg. Het is me gelukt. Ik ben echter te moe om euforisch te worden.
Terwijl ik mijn windjack aantrek genieten we samen van de ontelbaar oranje getinte lichtjes diep in het hinterland van de Mont Ventoux. Een onvergetelijk moment om te blijven koesteren. Het is echter koud en ik vertrek naar beneden. Rogette rijdt gelukkig achter mij met de verstralers aan. Zo kan ik goed zien waar ik rijd.
Wanneer we in Bedoin aankomen is het 23u12’. Ik heb hiermee welgeteld 15u03’ op de fiets gezeten. In totaal ben ik 18u12’ op pad geweest. Ik ben uitgeput. We stoppen op de parking net vóór Hotel l'Escapade. We zien Jan Lemmens nog net de deuren van het restaurant sluiten. Ik zeg tegen Rogette: ‘Weet je nog toen we hier vanmorgen vroeg op deze zelfde plek de fiets aan het uitladen waren?’ Het mijmeren kan beginnen, en terecht, want vanaf nu ben ik Diable du Mont Ventoux.
Allerlei
Tijdens deze tocht heb ik het volgende gegeten en/of gedronken: 5 blikjes rijst ‘mini Boss’, 4 bananen, 3 dubbele plakken peperkoek, 1 energiereep, 3 drinkbussen van 750 ml water met energiepoeder PowerBar erin, 2 drinkbussen van 750 ml puur water. De hoogste hartslag die ik ontwaarde was 158, hetgeen voor mij betekent dat ik praktisch nooit in het rood reed. Verder wil ik de renners die vroeger zeskeer de Mont Ventoux bedwongen hebben van harte feliciteren met hun prestatie. Ikzelf zou het niet meer kunnen opbrengen om er nog een zesde keer op te rijden. Ook nog felicitaties aan de drie collega-renners die ereveneens als ikzelf vijf keer opgereden zijn. Om te eindigen wil ik ook de inrichters van NBG De Kale Berg danken voor het oprichten van dit mooi initiatief.