Zondagochtend 4 uur. Ik word wakker in een veel te knusse stacaravan in een smoezelig bedje. De veren van het matras staan nog in mijn lijf gedrukt. Snel grijp ik naar de toiletrol op het nachtkastje, of voor wat het plankje aan de muur moest doorgaan, mijn verkoudheid is duidelijk nog niet over. Ik blaas mijn neus leeg en wil uit bed stappen. Oh nee, gaat niet, want in de 30cm tussen het bed en de muur staat mijn Amira. Oh ja, ik moest via het voeteneind uit bed stappen. Let op dat krat met proviand wat daar op de grond staat, om nog maar te zwijgen over de twee tassen vol wielerspullen. Hortend en stotend, nog niet helemaal wakker, lukt het me uit bed te stappen. Ik doe het licht aan en maak daarmee Ronald wakker: "Sorry schat, maar de berg roept ons!"
Aangekomen in Malaucène parkeren we de auto op een parkeerplaats naast een begraafplaats. Ik mag toch hopen dat 'dood gaan' op de berg straks niet zó letterlijk genomen wordt. We pakken onze fietsen uit de wagen en voegen ons bij de groep renners van Vereniging 2.0. Wij zijn als gastrijders door hen uitgenodigd om samen met hen deel te nemen aan de Club des Cinglés du Mont Ventoux. Een hele sjieke mond vol, maar het betekent zoiets als: moggoooowlûûûh! Welke gek gaat er nu vanuit alle drie de dorpen aan de voet (Malaucène, Bedoin en Sault) de Mont Ventoux beklimmen? Op één dag?
Voordat ik echt kan beginnen aan mijn avontuur halen we eerst de allereerste stempel voor op de stempelkaart. Want ja, het moet allemaal wel geregistreerd en officieel enzo. Dus stempeltjes halen in de dorpen en op de top. Welke zaak is er om 6.30u open? Een vraag waarop snel antwoord komt: op het eerste de beste pleintje kruipt de geur van vers gebakken brood al in mijn neus: de boulangerie is natuurlijk zo vroeg geopend! Gauw een stempel zetten en het avontuur kan echt beginnen.
Malaucène
Als een kip zonder kop en super enthousiast fietsen we met de groep het dorp in. "Oe è la deepartuur duu monvantoe", want weten wij veel waar de beklimming begint. Een man wijst ons op een straatje naar links waar we inslaan. De groep is zenuwachtig, nerveus en start met een vrij hoog tempo. Er wordt gepraat, druk gepraat. Voornamelijk over hartslag: "hoe hoog is die van jou, die van mij is zo hoog." Ik kijk naar mn Garmin, waar ik 175 aflees. Ik ga te hard en heb veel meer tijd nodig om op te warmen. Nee, ik moet de jongens laten gaan, eigen tempo kiezen, rustiger opwarmen. De beklimming aanpakken zoals ik dat altijd doe: rustig beginnen, later versnellen wanneer het lijf is opgewarmd. "Nee joh, gaan jullie maar gewoon, ik trek mijn eigen plan." roep ik nog.
Ik ken heel die Mont Ventoux verder niet. Ja, ik heb natuurlijk de site van de Kale Berg helemaal zitten uitpluizen en er nog veel meer over gelezen. Ik heb verhalen van Fietsmaatjes over de beklimmingen gehoord en veel tips gekregen. Maar ik heb hem niet verkend met de auto. Normaal verken ik beklimmingen die ik ga opfietsen, dat heb ik deze keer niet gedaan. Ik merk toch dat ik dat niet zo prettig vind. Maar goed, het is zoals het is. Ik zet de Garmin op het kaartje zodat ik weet of er bochten aan komen, weet ik toch een klein beetje hoe de weg loopt. En af en toe zet ik het stijgingspercentage op, want ik wil natuurlijk wel weten hoe steil het af en toe is.
Al snel zie ik de groep jongens niet meer. Ik probeer rustig in mijn ritme te komen. Na de eerste kronkels wordt de weg rechter en rechter. Daarmee bedoel ik bochtlozer, zeker niet vlakker. De beklimming is grillig en wisselt veel in percentage. Makkelijke stukjes van 6-7% wisselen af met pittige stukjes van 12-13%. Makkelijke stukjes ja, want na langere stukken 12+% ben je blij wanneer het even 6-7% wordt. Maar hierdoor wordt het toch wel lastiger om goed mijn ritme te pakken. Daarnaast hoest, snuit en roggel ik wat weg tijdens het fietsen, waardoor ook mijn ademhaling lastig in een ritme komt. Ik probeer ergens op te focussen en afleiding te zoeken. Dat lukt ansich best goed, want de omgeving is adembenemend mooi. De beklimming uit Malaucène heeft veruit de mooiste uitzichten. Maar al gauw is het afgelopen met de pret. Het 3 kilometer lange deel met gemiddeld 10+% dient zich aan. Terugschakelen. Nog een keer terugschakelen. Hou die druk op de pedalen. Duwen en trekken. Shit, het loopt niet. Nog maar een kee... Kut, terugschakelen gaat niet meer. Ik zit verdomme al op de 32. Een waas van teleurstelling valt over mij heen. Wat is er aan de hand? Waarom ben ik vandaag niet sterk? Ik check mijn hartslag. 165. Dat is voor mijn doen laag. En het voelt alsof ik me de blubber werk, alsof ik helemaal tot het gaatje aan het gaan ben. Maar volgens mijn hartslag zit ik 'lekker rustig' in D2 rond te peddelen. Ik druk het schermpje met mijn hartslag weg en fiets door. En door. En door. Ik drink wat, ik eet wat. Het is nog niet super warm gelukkig. Door het afzien begin ik blind te worden voor de omgeving, maar gelukkig zie ik nog wel de imposante toren op de top van de Ventoux als ik een bocht naar rechts draai. Wat een beeld, ongelofelijk mooi. Daar moet ik naar toe. Een bocht verder wordt me verteld dat er nog een pittig stuk op me ligt te wachten. Ik roep nog na dat ik dat niet zo leuk vind, maar eigenlijk doet het me niet zoveel. Ik moet trappen om boven te komen, dus dat doe ik. Op de kaart zie ik nog 3 bochten tot de top. Nog 2. Nog 1. Ik kijk door de bocht en zie Ronald en de mannen van 2.0 staan. Zo te zien staan ze er al een tijdje. Boeiend. Ik ben boven. En ik heb een kut-dag. Ik fiets naar het 'sommet Mont Ventoux' bordje die pas vernieuwd is (het oude was gejat) en haal mijn Fietsmaatjes-sticker tevoorschijn. Misschien niet in het Fietsmaatjes tenue omhoog, maar toch zeker wel onze sticker op het bord! BAM.
Bedoin
Zo, klim 1 zit erop. Gauw naar beneden, naar Bedoin. Zoals ik al zei: ik heb de beklimmingen niet verkend, dus de verkenning moest met 45+km/h plaatsvinden in de afdaling. Eerst het kale stuk, een prachtig stuk. Heerlijke bochten, overzichtelijke weg, niet te druk, lekker asfalt en een frisse bries. Links van de weg zie ik een chalet liggen. "Dat zal dan wel Chalet Reynard zijn... Ik dacht dat die aan de andere kant van de weg lag joh." Direct daarna de splitsing Bedoin - Sault. Ik heb gelezen dat ik voor Bedoin de 'onderste poot' moet hebben, dus zonder twijfel zoef ik door. De rechte weg door, rustig het bos in. Ik bekijk de fietsers die omhoog komen aandachtig. Hoe is hun houding op de fiets, hoe ziet hun gezicht eruit en hoe bewegen ze. En dat stelt mij eigenlijk weinig gerust. Al die mensen (de meesten) zijn echt heel hard aan het werk. Harkend, rode koppen, verbeten gezichten, scheel kijkend en soms zelfs naast hun fiets. Dat belooft wat voor straks. Een paar scherpe korte bochtjes volgen elkaar op. Hierna volgt een prachtig deel door het bos. Mooie slingerende weg uitgehouwen in de rotsen, prachtige lichtval. Ik heb echt even genoten. Daarna volgt dé 'scherpe bocht voor het bos' en vlakt de afdaling af richting Bedoin. In het dorp zie ik Ronald en de 2.0’ers al staan bij een terrasje. Een mooie plaats voor nog een stempel.
Ik wil even een fotootje op Instagram zetten. Een fotootje van mij en Ronald na onze eerste beklimming. Boven is er natuurlijk geen internet ofzo, dus ik had me bedacht dat beneden in Bedoin even snel te doen. Ik grabbel in mijn zakjes. Jeetje wat heb ik eigenlijk een hoop zooi bij me. Heb ik die telefoon dan zo diep weggestoken? Ik grabbel wat nerveuzer, ik kan die iPhone niet vinden. Ik vraag Ronald te grabbelen, maar ook hij vindt geen iPhone. Kuuut, ik ben mijn telefoon kwijt. Dat méén je niet. Zou die dan uit mijn zak gevallen zijn? Dat zal toch niet? Na wat pogingen om de telefoon op afstand te vinden besluit ik met frisse tegenzin, een rot-humeur (want ik ben mijn telefoon kwijt) en een moraal op een dieptepunt op te stappen voor de tweede beklimming.
Kut, kut, kut, kut. Dat denk ik bij elke trapbeweging. Turend in de berm fiets ik de beklimming vanuit Bedoin op. Ronald blijft bij me om mee te zoeken. Fijn, kan ik even flink tegen hem aan schelden. Ik ben eigenlijk alleen maar bezig met die telefoon die kwijt was. En met afzien. Want ik verbeter absoluut niet. Mijn benen zijn krachteloos, er zit echt helemaal niks in. Normaal fiets ik juist heel graag op kracht, maar dat gaat vandaag juist niet. Ik kijk op de Garmin naar de hartslag. Nog steeds niet superhoog, terwijl ik het gevoel heb toch serieus aan het werk te zijn. Ik kan mijn slechte dag maar moeilijk accepteren. Maar, zei ik tegen mijzelf, het is 'zowie' het is. Een slechte dag is een slechte dag. Je kunt er niet zoveel aan doen. Ja, accepteren. Dus accepteer het dan. Ik verleg mijn aandacht weer naar de berm. Ondertussen ben ik in 'het bos' beland. Ik herinner mij de afdaling nog wel en die fietsers die hier harkend omhoog kwamen. Nu ben ik die harkende fietser. Maar, wei in een ritme. Want die had ik tussen het mijmeren door wel gevonden. Ik trap door. Ronald fietst voor me. Hij probeert me vaak even op te beuren maar dat lukt verdomd slecht. Ik snauw af en toe een reactie terug en verontschuldig me dan vrijwel direct. "Sorry, ik kan nu even niet leuk en gezellig reageren. Maar blijf vooral tegen me kletsen!" Hij wel, hij rijdt echt super makkelijk. Best irritant, zo'n fitte kerel voor je neus.
Het wordt ineens een stuk drukker onderweg. Een motorrijder met een geel hesje met 'course' erop was de voorbode. Gevolgd door een aantal wagens met mannen met pakken daarin. De laatste auto is knal groen met wat witte en zwarte details. Een man met een zonnebril roept nog "Nice outfit, girl!". Ik heb dan wel niet het Fietsmaatjes tenue aan, maar vind het compliment natuurlijk wel erg leuk. Wanneer ik de wagen wat beter bekijk zie ik de tekst "Gran Fondo New York" erop staan. Oh ja, dat was natuurlijk zo, vandaag zou de GFNY Mont Ventoux verreden worden. Nog voordat ik deze conclusie getrokken had word ik ingehaald door een zeer snelle pezige wielrenner in een gifgroen wielerpak. Wow, die gaat hard! Wat een prachtig gezicht! En zo te merken heeft deze man een aardig gat getrokken, want het duurde erg lang voordat zijn achtervolgers mij passeren. Ik moedig ze allemaal aan. En daarmee eigenlijk ook een beetje mijzelf. Door deze groene brigade van de GFNY vergeet ik mijn eigen afzien een beetje en voor ik het weet was ik 'het bos' uit en al bij Chalet Reynard.
Na Chalet Reynard beginnen die laatste 6 kale kilometers. De percentages daar zijn niet heel schrikbarend, maar jeetje wat vallen ze me zwaar. Het is ondertussen tegen het middaguur aan het kruipen, de zon brandt fors, er staat geen wind en de temperatuur loopt al lekker op. De lucht is echt strak blauw zodat die rood witte toren er fantastisch uitspringt daar in de verte. Daar moet ik naar toe. Hoe ver is het nog? Langs de kant staat bij elke kilometer zo'n dikke paal met hoe ver nog naar de top en het percentage van de komende kilometer. Ik ken mensen die die palen verschrikkelijk vinden, ik vind het eigenlijk wel prettig. Al had ik liever gehad dat ze elkaar wat sneller opvolgde. Ik ga niet sneller, hoe graag ik ook wil het gaat gewoon niet. En ik ben me nu ook serieus aan het afvragen hoe verstandig het is om in deze status de Cinglé af te maken. Er zit niks in, er komt niks uit en de bekende vragen: waarom doe ik dit, waarom vind ik dit leuk, komen ook nog voorbij. Gelukkig komt die toren langzaam maar zeker steeds dichterbij. In de voorlaatste bocht krijg ik nog bijna een paniekaanval, ik krijg even geen lucht meer. Rustig blijven, zodadelijk kun je rustig ademhalen, als je boven bent. Ik druk de paniek weg en fiets door tot die laatste bocht. Mij is verteld dat dat laatste stukje echt zwaar is, dus daar had ik mij dan ook op voorbereid (lees: voor gespaard). Daar dient zich de laatste bocht naar de toren aan. In de bocht word ik nog aangemoedigd en ik beweeg me uit het zadel. Ik kijk door de bocht en zie de top. Wat the fuck is het daar druk zeg! Heel de Gran Fondo staat daar geparkeerd! Ik moet ook nog daar naar boven komen! Ik zet druk op de pedalen en zoek mijn weg door de drukte. Tussen al die GFNY-finishers zie ik Ronald wenken. Ik fietsnaar hem toe. "Fiets nog maar een klein stukje door voor je Strava" zegt hij me nog, wat een lieverd. Ik fiets een klein stukje verder, maak een fotootje van het bord 'sommet Mont Ventoux', parkeer de fiets en ga op de grond zitten.
"Klaar mee! Kut fietsen!" Moet ik hier wel mee doorgaan? Ben ik mijzelf niet aan het slopen zo? Heb ik hier wel genoeg voor getraind? Heb ik hier überhaupt voor getraind, is misschien een betere vraag. Zelf vind ik van niet. Ik heb wel hoogtemeters gemaakt, maar die krijg je in Zuid Limburg bij elke rit cadeau. Ik heb gewoon lekker gefietst, vooral zeer lange afstanden (200+km) en vrij korte afstanden (50km) op lage hartslag. Maar verder niet gericht. En daarbij, ik voel me niet fit. Rare verkoudheid, kut verkoudheid. Dus tsja. Moet ik hier dan wel mee doorgaan? Met deze vragen daalde ik af naar Chalet Reynard, waar we even een langere pauze zouden houden. Het was immers nog vroeg, uurtje of 13.30u. En we hebben 'de hele dag' de tijd.
Sault
Ik ben Manon niet als ik de Cinglé niet zou voltooien. Daar ben ik potjedorie toch voor gekomen? Ik moet en zal en ga die derde beklimming ook doen. Linksom, rechtsom, achterstevoren, kan me niet schelen. Ik ga het doen! Hup: humeur weer vrolijk, moraal omhoog, lets go!
Ik spring op de fiets en volg Ronald op de splitsing richting Sault. De makkelijkste kant van de 3 beklimmingen. Handen ontspannen in de beugel en zwieren langs de spaarzame bochten op de route. De route loopt door bos, maar de zon staat er zo op dat de weg in de volle zon ligt. Erg weinig schaduw dus. Dat kan nog wel eens een warme klim worden. Het is lekker rustig onderweg. Ik zie geen harkende fietsers hier. De fietsers die ik zie hebben meer last van de hitte dan van de beklimming. Het bos maakt plaats voor weiland en lavendelvelden, prachtig. We komen de andere Cinglé-ers van 2.0 tegen... "Het loopt straks naar Sault nog een stuk omhoog!" wordt ons toegeschreeuwd. Ha! Dat wist ik. Gelukkig. Want anders zou dat misschien toch wel een vervelende verrassing zijn geweest. Tijdens het klimmetje merk je toch wel hoe warm het is, het zweet breekt me uit. Gelukkig hoeven we niet ver het dorp in en konden we na het stempelen snel onze weg vervolgen.
Schrap dat snel maar, het wordt gewoon weer een langzame klim voor me. Ja, dit is geen verhaal van euforie. Dit is een verhaal van afzien, vertwijfeling en teleurstelling. Eigenlijk een nieuwe ervaring voor me, een ervaring waar ik al een tijdje naar op zoek ben geweest. Al heb ik het gevoel dat dit niet precies die ervaring is waarnaar ik opzoek ben. Nee, duidelijker wordt het niet. Ik probeer nog te genieten van de lavendel in het begin van de klim, maar ik zie het niet. Ik zie niks meer. Ik geniet niet. Sterker nog, ik vind het hartstikke stom wat ik aan het doen ben. Kut fietsen. Na deze beklimming neem ik zeker een week fiets-rust, neem ik me voor. Bah bah. Ik zie asfalt. En ik zie de binnenkant van mijn ogen. Oh, dat zou lekker zijn: eventjes slapen. Als er nu een bedje zou staan in een ruimte met airco... Fuck, hou je stuur recht en doe in godsnaam je ogen open. Focus. Fietsen! Al duurt het jaren, maakt niet uit. Ronald praat tegen me, ik hoor hem niet. Ik grom maar "Ja". In een bocht met wat schaduw stopt hij. Oh, gingen we stoppen. Fijn! Ik klik uit, stap af en zet de fiets zo zorgzaam als mogelijk tegen een boom. Liever had ik hem van de berg afgeslingerd! Ik ijsbeer wat heen en weer. Ik ben moe en wil slapen. Drinken en eten, dat moet je doen. Pfff, ik kan duidelijk mijn ei niet kwijt en ga even zitten. Ademen, alleen maar ademen. Ik leg mijn hoofd op mijn knieën. Weer die binnenkant van mijn ogen, heerlijk. Ik neem heel even de tijd en verman (vervrouw?) mezelf. Ik kijk op mn Garmin: precies 100km. Over 5km mag ik van mijzelf nog een stopje doen. "Kom, dan gaan we weer." en ik stap op de fiets. De kilometers gaan hier een stuk sneller voorbij dan op dat kale gedeelte, dat stemt me gerust. Rustig peddel ik door, ook al voelt het als een enorme inspanning. Ik lach erom als ik een hartslag van 134bpm aflees, dat is potdorie niet eens meer in D1. Na 7 kilometer, op km 107 vind ik het weer even genoeg worden. Weer stap ik even af en voer het zelfde ritueel uit als bij de eerste stop. "Volgens mij is Reynard echt bijna daar." zegt Ronald tegen me. Hij zou zomaar eens gelijk kunnen hebben. We stappen weer op: "Daar drinken we even een Orangina, goed?".
Een fragment uit een ander blog:
"Heel apart was dat ik een oude man op de parkeerplaats zag staan genieten van al die fietsers die de berg op en af reden. Je zag hem denken en er was zelfs een blik van herkenning waar te nemen. Op een bepaald moment bukte hij voorover en raapte iets op.
Manon en Ronald hadden zich voorgenomen om de Cinglé te volbrengen. Na de tweede beklimming had Manon een punt bereikt waarop het heel eenvoudig zou zijn geweest om op te geven. Niets was minder waar en ze daalde af naar Sault om aan de laatste klim te beginnen. Eenmaal bij Reynard aangekomen namen ze beide een wijs besluit om het lichaam rust te gunnen. De oude man, van de parkeerplaats, sloeg het tafereel op het terras gade en liep naar Manon toe. Waar ze het over hadden weet ik niet, liplezen is niet mijn sterkste kant. Ik zag wel dat Manon iets aannam.
De oude man kwam terug gewandeld en zei zonder dat ik iets vroeg: ”Die vrouw daar gaat zo meteen omhoog, ik heb haar een cent gegeven die geluk gaat brengen”."
(Jack Theunissen)
Ik drink de laatste slok Orangina op en sta op. Ronald kijkt me een beetje verbaasd aan. "Kom, drink je glas leeg, we gaan ervoor!" Ik steek de cent diep in mijn wielertruitje, loop het terras af en pak mijn Amira. "Nog 6!" zeg ik en begin te fietsen. Links van me een prachtig uitzicht (ik zag het weer), voor me een kronkelende asfaltweg, rechts van me keien en stenen en boven me die rood-witte toren. Daar moet ik naartoe! "Nog 5!" roep ik vrolijk tegen Ronald. En begin van alles tegen hem te vertellen. Hoeveel hoogtemeters we al hebben, wat ons gemiddelde snelheid is, hoe warm het is. Ik verbaas mezelf een beetje, wat ben ik ineens vrolijk. Ook het fietsen gaat een stukje beter. Ik kan weer een beetje kracht leveren en ook de hartslag gaat ietsje omhoog. "Nog 4!" Bijna op de helft. Dat gaat toch een stuk sneller dan de eerste keer op dit kale deel. "Nog 3!" Nog 3 en dan zit het erop. Dan hebben we 3 keer die top gehaald. In mijn hoofd ben ik deze rit al aan het samenvatten. "Nog maar 2!". Want wat vond ik er nu eigenlijk van? Was het zwaar? Ja! Was het leuk? Nee! Ja! Weet ik niet... Heb je genoten? Nee. Heb je afgezien? Nee. Ja! Ja ik heb afgezien! "Nog 1tje!" Ben je er klaar mee?... Nee, absoluut niet :-) Wanneer gaan we weer?
Ik kom boven met een big smile. Ronald wacht me op en geeft me een knuffel. Hij heeft me toch wel enorm geholpen. In plaats van zijn eigen tempo te fietsen koos hij ervoor bij mij te blijven. Dat is toch ook wel een offer brengen. En daar ben ik hem dan ook enorm dankbaar voor!
Check mijn rit op Strava
Stuk uit andere blog: Jack Theunissen
Foto's: Jean Stassen en Manon Zuurmond
Dit verhaal is met toestemming van de schrijver overgenomen van MAANZRMND'S BLOG op fietsmaatjes.