Het stormt de hele nacht niet te zuinig en af en toe plenst het. Om nou te zeggen dat we lekker geslapen hebben ...
Karel is laat vandaag: hij gaat pas om 07.00 brood halen. Tijdens het ontbijt stellen we het besluit omtrent de sportieve vulling van de dag nog uit: misschien zwakt de mistral in de loop van de dag af, je weet maar nooit. En we kunnen eventueel best wat later gaan fietsen, want de hitte lijkt uit de lucht. We drinken dus uitgebreid koffie.
Na een poosje lijkt de wind inderdaad minder te worden. De zon laat zich zien en het is een graad of 20. Omkleden dus en fietsen: we gaan nog een keertje de Ventoux op. De bedoeling is dat we dat rustig aan doen, in eerste instantie tot het chalet. Daar bekijken we hoe de toestand van lichaam & ziel is en wat de mistral voor ons in petto heeft.
Als jonge hond bereidt Karel gewoontegetrouw de weg, als bezadigd oudere heer volg ik op steeds eerbiedwaardiger afstand. En het gaat moeizaam vandaag, heel moeizaam. Na een kilometer of vier vraag ik me af of ik niet beter kan stopen. In Saint-Estève moet ik naar de 30/26, niet te geloven gewoon. Dat kan nooit goed gaan. Op deze manier heb ik geen schijn van kans boven te komen. Ja, in de hemel misschien. Mijn hfr. blijft laag, in de buurt van de 150, dus ontploffen zal ik niet, maar ik heb absoluut geen macht. Ik beloof mezelf een pauze op het 10 kilometerpunt. Als ik daar ben, stop ik echter niet. In plaats daarvan houd ik me de pauzeworst van de eerstvolgende parkeerplaats voor. Daar zit een echtpaar gezellig op een broodje te kluiven. Omdat het voor mijn ego al te pijnlijk is hier af te stappen, wordt de eerstvolgende schaduwplek mijn doel. Maar ook die ga ik voorbij. Alles doet pijn, mijn rug, mijn nek, mijn rechterschouder. Af en toe voel ik de mistral in mijn gezicht, koud en fel. Dat belooft weinig goeds voor het maanlandschap.
"Petra" op de weg geschilderd. Petra. Waar zou ze wonen? Zou het een jong ding zijn met een wapperende paardenstaart onder de helm uit en met een snel gesneden triatlonpakje aan? Of zo'n tanige, afgetrainde middelbare dame zoals je hier nogal eens ziet? Petra o Petra, wat doet mijn rug pijn. Voor de zoveelste keer passeert de geblindeerde zwarte Mercedes met zijn sleep. Die mannen experimenteren wat af hier. Een droombaan, lijkt me. Op kosten van de baas proberen nieuwe auto's kapot te rijden. Mooi werk. In de berm roept een Belg: "Dur hé!?" "Oui oui, j'aime la Hollande", hijg ik. Hij lacht.
12 1/2. Nog 2 1/2 kilometer tot het chalet. Proberen vol te houden. Maar hoe dan ook: ik ga niet naar de top. 't Is mij wel goed. Het zit er domweg niet in vandaag. 13. 13 1/2. Ik zit steenkapot. Ik ga steeds even staan, maar daar word ik alleen maar moe van en de hfr. loopt meteen naar de 155. Terug in het zadel dus. Mijn neus is goed open, ik drink regelmatig energiedrank, heb volop gegeten, daar ligt het allemaal niet aan. 6 km/u, 7. Waar blijft het chalet? Eindelijk, de laatste bocht. De ijskoude mistral blaast me vol in het gezicht. 5 km/u. Voor me loopt iemand, fiets aan de hand. Karel is al uren boven. Ik ga staan, zitten, staan. Dan ben ik er. Ik ga op een beschut plekje zitten en trek mijn jack aan. Het is genoeg. Ik kap ermee. Ik heb het koud. Ik wacht hier op Karel.
Na een paar minuten denk ik: als ik nu eens gewoon aan het maanlandschap begin? Kom ik Karel tegen, dan keer ik om en ga met hem naar beneden. Goed idee. Doen we.
De korte rust heeft me blijkbaar goed gedaan, want ik klim tamelijk gemakkelijk: hfr. 145, 7 à 8 km/u. De eerste bocht naar rechts. Bam! Een koude dreun. De mistral. Wat een wind. Toch slaag ik erin hfr. en snelheid gelijk te houden. Je zou zeggen dat de hartslag omhoog moet kunnen, dat ik harder moet kunnen trappen. Niet dus. Als ik dat probeer, raak ik ogenblikkelijk buiten adem. Op de een of andere manier horen voor mij deze hfr. en snelheid blijkbaar bij deze helling en deze wind. Dat zal dan wel. Bocht naar links. Mistral in de rug, heerlijk! Bocht naar rechts. Bam! Weer die dreun. En zo gaat het maar door. Af en toe rijd ik een stuk met de handen in de beugels, om zo veel mogelijk onder de wind door te fietsen. Soms valt die een ogenblik helemaal weg, om een paar seconden later weer de inmiddels vertrouwde klap uit te delen. Ik blijf bijna een meter uit de kant van de weg om niet bij een onverwachte windvlaag in de lage berm terecht te komen.
Na twee kilometer denk ik: ik rijd door tot de refugie bij de Fontaine de la Grave, dan is het mooi geweest, daar wacht ik op Karel. Ik passeer de Fontaine de la Grave, passeer ook de refugie. 5 km/u, 6. Het is lang niet zo druk op de weg als de afgelopen dagen; de mensen wachten zeker op betere tijden. Voor me sukkelt hier en daar een renner, diep over het stuur gebogen. Wat willen we toch bewijzen? Dat de tijd nog geen greep op ons heeft gekregen? Dat de wil het lichaam kan voortstuwen? Dat de mens vandaag sterker is dan de natuur? Dat fietsen hoe dan ook leuk is? Ik haal niemand in, word zelf evenmin ingehaald. Op een kilometer of drie voor de top komt Karel me tegemoet. Ik roep: "Ik rijd even door". Ik ben nu zo dicht bij de top, dat laat ik me niet meer afnemen. Karel gaat verder naar beneden, ik naar boven.
Af en toe zit ik te godveren van ellende, maar de hfr. blijft 145, de snelheid blijft 6 à 7 km/u. Uiterst merkwaardig. Bij Tom Simpson sta ik bijna stil. De wind lijkt me klein te krijgen. Voor me zie ik een duo waar ik al vele kilometers achter zit van links naar rechts over de weg zwabberen. Het ligt dus niet alleen aan mij. Op het stuk naar de balustrade, ongeveer een kilometer voor de top, schiet door me heen: ik haal het niet, verdomme ik haal het niet! Kolerewind! Staan, zitten, staan, zitten. De bocht naar links. Geen zuchtje wind! Twee meter verder: wind in de rug. Heerlijk. Heerlijk! Voor de laatste bocht naar het bordes stuur ik naar links, naar de buitenbocht. Ik ga staan en zet aan voor de laatste tientallen steile meters. De wind krijgt weer vat op me en bijna word ik de weg naar Malaucène opgedreven. Nog net op tijd kan ik naar links sturen, het bordes op, naar de streep, de echte top. Dan ben ik er.
Met trillende benen stap ik af. "Alle Achtung", hoor ik. Er klinkt bewondering in zijn stem. "Danke sehr", zucht ik. Het waait hier boven knoerthard en het is koud. Ik ga in de beschutting van het trapje zitten, vanwaar je een schitterend uitzicht hebt op al die miljoenen witte keien. In no time eet ik vier minimarsjes. Ik rust maar enkele minuten en maak aanstalten aan de terugtocht te beginnen; Karel zit al zo lang op me te wachten.
Een OAD-bus staat in de weg. Dat is mijn kans. Ik klop op het raam, de chauffeur opent het. Ik vraag hem hoe dat zit met een elektrisch rem. Hij legt uitgebreid uit hoe zo'n ding werkt. Als het gesprek op fietsen komt, blijkt dat hij ook aan wielrennen doet. Het zal niet waar zijn. Ondertussen is de halve bus leeggelopen en word ik omgeven door oudere dames en heren die hun bewondering niet onder stoelen of banken steken. "Bent u helemaal van beneden naar boven gefietst?" "Hoelang doet u daarover?" "Is het moeilijk?" "Knap hoor!" Ik moet zelfs met de chauffeur op de foto! Als ik wegfiets, roept iemand nog: "Prachtprestatie!" Een warm bad noemen ze zoiets.
De afdaling verloopt goed, al is het oppassen geblazen voor plotselinge windstoten. Bij le chalet doe ik Karel mijn verhaal. Mijn maat vertelt dat hij de hfr. bewust laag heeft gehouden en soepel en probleemloos boven is gekomen. Een heerlijk rit, vindt hij. Tsja.
Nadat ik een beetje op temperatuur ben gekomen, sjezen we terug naar Bedoin. Op de camping douchen we en werpen we ons op een pilsje. In vier dagen vier keer de Mont Ventoux op! Er zijn er niet zo heel veel die ons dat nadoen. En wat nou zo merkwaardig is: ondanks alle ellende is de klim vandaag ruim sneller gegaan dan die van dinsdag!
Willem Janssen Steenberg is initiatiefnemer en een van de auteurs van het boek De kale berg - Op en over de Mont Ventoux.