Heb je je ooit afgevraagd waar het woord fiets vandaan komt? Andere, meer officiële benamingen als 'rijwiel' en 'tweewieler' zijn nog te herleiden, evenals het Duitse 'Fahrrad', het Engels 'bicycle' en het France 'bicyclette'. Maar 'fiets'...
Het woord bestaat al sinds 1870, maar de herkomst ervan was tot voor kort onduidelijk. Maar dankzij professor Gunnar de Boel van de vakgroep Letterkunde van de Universiteit Gent weten we nu dat het woord in het Duits naar een 'ersatzpaard' verwijst; naar analogie met de term 'stalen ros'. 'Ersatz' is Duits voor 'surrogaat', vervangingsmiddel. Misschien heb je wel eens gehoord van surrogaatkoffie, die in de jaren voor en in de Tweede Wereldoorlog werd gedronken bij gebrek aan echte koffie. Een fiets is dan een 'vervangingspaard'.
Zoals een (plaats)vervangende voorzitter een 'vice-voorzitter' wordt genoemd, zo noemen ze in het Duitse Rijnland cider 'vice-wijn', 'ersatz-wijn'. In Nederland spreken we 'vice' uit als 'viesse', maar in Duitsland als 'fietze'. Professor Gunnar de Boel legde het verband met de fiets, die ook stalen ros genoemd wordt, en met andere woorden een 'ersatzpaard' is.
Uit verder onderzoek in nauwe samenwerking met zijn Gentse collega Luc de Grauwe (hoogleraar Duitse taalkunde) bleek dat, volgens oudere Duitse dialectwoordenboeken, het woord 'fiets', in de vorm 'Fitz' (in het Rijnland), of 'Fietse' (in Westfalen), ook in Duitsland was voorgekomen, en er trouwens ten dele nog voorkomt.
Fiets 'Ersatzpaard': de etymologische kwestie revisited en beslecht?
Gunnar De Boel UGent and Luc De Grauwe UGent (2011) TIJDSCHRIFT VOOR NEDERLANDSE TAAL-EN LETTERKUNDE. 127(4). p.327-342