Vannacht toch een tijdje liggen draaien en me afgevraagd of ik wel vanuit Bedoin zou starten. Me afvragen óf ik de Mont Ventoux voor de vierde keer op de fiets zou beklimmen, was niet nodig, dat stond wel vast. Ik was tenslotte al eerder de MV op geweest, maar dan wel vanuit Malaucène.
Waarom dan nu vanuit Bedoin? Wel, overal hoor en lees je dat de echte beklimming van daaruit moet worden ondernomen, omdat dat de moeilijkste klim is. Collega-fietsers lieten subtiel merken, dat de klim vanuit Malaucène weliswaar niet voor mietjes is, maar toch…
Bedoin of Malaucène?
Om aan alle suggesties een eind te maken, had ik besloten de proef op de som te nemen.
Deze keer zou ik, zo had ik me voorgenomen, met de auto naar Bedoin gaan, fiets achterin en parkeren bij het gedenkteken vlak bij de kazerne van de sapeurs-pompiers. De weg tussen Malaucène en Bedoin kende ik al van fietstochten in voorgaande vakanties en ik hoefde niet nog meer trainingskilometers te maken. In de afgelopen week was ik al drie keer op pad geweest. De eerste tocht door de Dentelles: via de Col de Suzette, Lafare naar La Roq Alric. De tweede via Beaumes-de-Venise en Caromb naar Bedoin inclusief acht kilometer Mont Ventoux tot aan le route des Cèdres en de derde over de Col de Fontaube, via Brantes en Pas de Ventoux terug naar Roaix.
Even voor halftien sta ik kant en klaar bij de fontein. Een gevulde maag, een halve liter energiedrank opgedronken, twee bidons boordevol Extran-citrondrank bij me, vijf graanrepen met appel, banaan en kokos en twee bananen. Hier moet ik wel genoeg aan hebben tot aan Chalet Reynard. Daar kan ik, als het nodig is, wel bijtanken, in ieder geval water. Klokslag halftien ‘trap ik af' op de streep die net na de kleine rotonde op het wegdek is getrokken.
Evenals de voorgaande keren dat ik, tijdens een oefenritje, vanuit Bedoin een stukje Mont Ventoux wilde proberen, ervaar ik dat de eerste twee kilometers fluitend gaan, maar ik weet wel beter. De oefenritten, de afgelopen week tot aan de afslag door het Massif des Cèdres en die in voorgaande jaren, hebben me geleerd dat ik me geen illusies moet maken.
Na een kilometer of vijf spat het zweet al uit alle poriën. En ik ben nog niet eens de scherpe bocht bij Saint-Estève voorbij. Maar het duurt altijd wel een uurtje voor ik warm gedraaid ben. Ik ben eerder bij de bocht dan gedacht, maar dat komt misschien ook doordat ik er al eerder langs gefietst ben; de weg krijgt herkenbare punten.
Eventjes stoppen om een graanreep te eten. Ik ga vergelijken met de klim vanuit Malaucène, daar word je direct na de Source du Groseau al gedwongen het kleinste blad van de triple te gebruiken, dus…
Néé, geen illusies maken, dat is fnuikend. En inderdaad, loodzware gedeeltes nopen mij terug te gaan naar de 30x24, wat een afgang!! Niet wetend dat het ter hoogte van het Pavillon de Roland nog zwaarder zal worden, gaat de ketting achter al rap op de 28 en daar zal hij de hele tocht niet meer vanaf komen. Ik ben inmiddels aangekomen bij het gedeelte waar ze vangrails langs de weg hebben neergezet, doch ik haal niet meer dan 8 à 9 km/uur, dus voor mij had dat niet gehoeven. Maar ik weet ook wel dat er wedstrijden voor auto's worden gehouden. De weg slingert van rechts naar links en terug, dus je ziet ook niet waar het even iets vlakker wordt, maar het wordt nergens minder steil. Mijn bidons raken snel leger. Een enkele keer stop ik een paar seconden om voldoende te drinken en ook om te recupereren. Met mijn 53 jaar sta ik mezelf dat maar toe; bovendien tors ik een kleine negentig kilo mee. Ik heb mijn vrouw beloofd om geen (grote) risico's te nemen. En het fietscomputertje telt niet door als ik stilsta…
Als ik het bord van bij het begin van de Route des Cèdres gepasseerd ben, besluit ik toch even te stoppen om iets te eten, want rijdend lukt mij dat niet zo goed. De eerste banaan gaat eraan, heerlijk!
Het gaat toch wel lekker, ik denk dat ik niet bang hoef te zijn het niet te halen. Tenslotte heb ik tijdens de beklimmingen vanuit Malaucène ook moeilijke momenten gekend. Je kunt trouwens altijd afstappen als het lichaam niet meer gehoorzaamt aan de geest.
En dan zie ik dat hij in zijn slip-over op de fiets zit, met een (brood)trommeltje onder de snelbinder!
Als ik weer klaar zit om verder te gaan, met één voet aan de grond, word ik ingehaald door een iel ogende, tanige Fransman op een ATB met een triple voor en een groot tandwielblok achter. Gek dat je daar op let; dat komt denk ik doordat je graag ziet dat een ander nog kleiner trapt dan jij. Ik maak tempo en probeer te volgen. En dan zie ik dat hij in zijn slip-over op de fiets zit, met een (brood)trommeltje onder de snelbinder! Onverstoorbaar trapt hij door, geen enkele verslapping, wel een hoog traptempo, snelheid constant 8 à 9 km/uur. Zou hij dagelijks naar boven trappen? Misschien werkt hij wel in het Chalet Reynard, als ober of zo. Op hetzelfde moment dat ik dat denk, krijg ik enorm zin in een grote pul koel bier. Die beloof ik mezelf, wanneer ik terug ben in Bedoin én de top gehaald heb.
De man met de hamer komt nu toch wel dicht in de buurt en ter hoogte van het kantonniershuisje is het beste er wel vanaf en dat terwijl ik al een tijdje de 30x28 rondtrap. Kleiner kan ik niet en ik vind het ook niet erg dat ik zo klein trap; laat die slip-over maar rijden. Ik heb het gevoel dat ik mezelf als een mol de berg in graaf, in plaats van er tegenop te rijden. Wat ben ik aan het doen? Moet ik nu wel zonodig de proef op de som nemen, moet ik per se uitvogelen of de klim vanuit Bedoin de moeilijkste is? Op dat laatste begint het wel te lijken.
Dan herinner ik mij het gedeelte aan de noordkant, na de Belvédère; dat is zeker zo zwaar, zij het niet zo lang. Ik stop toch even om mezelf niet op te blazen, eet weer iets, drink een paar extra slokken vocht en probeer mijn ademhaling op normaal peil te krijgen. Die Fransoos is al in geen velden of wegen meer te bekennen.
Wat ook op je inwerkt, is het gebrek aan overzicht van de omgeving. In het bos heb je niet van die mooie vergezichten als tijdens de noordelijke klim. Er zijn trouwens niet zoveel vliegen; dat ligt misschien aan de tijd van het jaar.
Na een minuut of drie heb ik genoeg ‘courage' verzameld om weer verder te gaan. De twee scherpe bochten neem ik met de nodige moeite en ik vang even een glimp van de top op.
Grote god, wat is die nog een eind weg!
Ondanks deze domper zit de snit er toch wel aardig in; ik rijd weer door beboste gedeelten, langs een picknickplaats, waar we afgelopen juni al eens hebben gezeten en ik merk dat ik reeds over de helft ben. Een paar ‘picknickers' wensen mij "bon courage" en krijgen een genadig knikje van mij. Veel meer energie heb ik er niet voor; ik moet al mijn aandacht bij het klimmen houden! Een goed gevoel krijg je er wel van; die mensen begrijpen blijkbaar dat je het uiterste van jezelf vergt. Het beantwoorden van een groet kost al de nodige moeite. Fysiek ben je zo ingespannen bezig, op de toppen van je kunnen en helemaal alleen. Je bent volstrekt op jezelf aangewezen, je kunt je achter niemand verschuilen. Je redt het of je zakt door het ijs.
Langzaamaan ga ik denken dat deze klim niet zoveel zwaarder is dan die vanuit Malaucène...
Langzaamaan ga ik denken dat deze klim niet zoveel zwaarder is dan die vanuit Malaucène; die kent wat meer korte, minder steile, stukken tussendoor, zodat je een beetje op adem kunt komen. Daarentegen zijn de steile gedeelten na de Belvedère (rond kilometer 10 - 12) en het gedeelte na Mont Serein (voor en na de slagboom) hartstikke zwaar.
Ik hark rustig door, want harken is het inmiddels wel geworden, elegant klimmen is er al lang niet meer bij. Een korte stop om de bidons bijna leeg te drinken. Dat kan nu wel, want ik heb de romney-loodsen in het oog gekregen en die liggen maar een kilometertje voor Chalet Reynard waar ik mijn bidons weer kan vullen. Het klimmetje voor de loodsen ziet er steil uit, maar het valt alleszins mee. Zou ik dan toch over het dieptepunt heen zijn? Ik help het mezelf hopen.
De laatste paar honderd meter voor Chalet Reynard voelen heel aangenaam en kan ik eventjes het middelste blad van mijn triple gebruiken. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat na de bocht bij het Chalet de weg wel erg steil omhoog lijkt te gaan.
Toch ga ik vol goede moed mijn beide bidons opnieuw tot aan de rand toe vullen bij de kraan die daarvoor speciaal is aangelegd. Niet te lang rusten, een beetje stretchen, een graanreep en een banaan oppeuzelen en genoeg drinken. Ik geniet een beetje, dat ik al zo ver gekomen ben. Zou het lukken?
Na een pauze van vier, vijf minuten ga ik de strijd weer aan. Hoewel dit stuk er zwaar uitziet, valt het erg mee. Komt dat van de korte stop en het eten en drinken, recupereer ik zo snel of was dat steile stuk gezichtsbedrog? Na de eerste bocht weet ik dat het het laatste is, want daar begint het ‘feest' opnieuw. Tot aan Fontaine de la Grave moet ik alles uit de kast halen. Ik word een enkele keer ingehaald, maar ik stoemp rustig door, ik haal zelfs een paar klimmers in. Die staan echter wel stil en hangen over hun stuur om op adem te komen. Ik ben niet in staat om ze echt aan te moedigen, mompel wat onverstaanbaar Frans. Ik heb genoeg met mezelf te stellen en de mooie vergezichten interesseren mij ook niet meer. Bij de bron laat ik de bidons opnieuw vollopen, dat is in minder dan een halve minuut gebeurd. Nu moet het genoeg zijn tot aan de top.
Ik stap weer op. Hoe vaak heb ik nu al weer mijn voet in de toeclip gedaan. Wat een gehannes wordt dat zo langzamerhand! Als je klimt, hangen de clips in een grotere hoek aan de pedalen. Daardoor wordt het moeilijker ze in één keer aan de voeten te krijgen, plus dat je vanaf de start direct veel kracht moet zetten. Wordt het geen tijd voor een paar click-pedalen? Nee, die dingen lijken me helemaal niks. Ik zal wel een ouderwetse fietser zijn, maar ik moet er niets van hebben. Een reden ervoor heb ik niet, het is puur gevoelsmatig.
Inmiddels ben ik al meer dan twee uur (fietstijd) aan het worstelen en toch is de gedenksteen ter herinnering aan Tom Simpson er eerder dan ik had gedacht. Eerst wil ik doorrijden, maar ik besluit de voeten even uit de toeclips te halen en stil te houden; kan ik ook de laatste graanreep naar binnen werken.
Hé, Sjeng, een Groninger, op weg naar de top van de Mont Ventoux!
Tegelijkertijd stopt er aan de linkerkant van de weg een auto. Ik zie aan het kenteken dat het een Nederlandse is. Er stappen mensen uit om het monument te bekijken en ze begroeten mij met een "Bonjour".
"Goeiemorgen", groet ik terug.
"Hé, een Hollander, waar kom je vandaan?", vraagt één van de mannen met een onvervalst Limburgs accent.
"Uit Haren, bij Groningen".
"Hé, Sjeng", roept hij tot een metgezel, "een Groninger, op weg naar de top van de Mont Ventoux!" Het klinkt een beetje alsof dat niet mogelijk kan zijn, maar het blijkt niet zo bedoeld.
Ze wensen me een goede aankomst, als ik weer verder ga voor de laatste loodjes. En die zijn heel zwaar, vooral zo'n 7 à 800 meter voor de top. De laatste bocht naar rechts neem ik heel ruim, dan is hij wat minder steil. Op mijn tandvlees ga ik naar de streep.
Na 2 u 20'55" zet ik op de streep de tijd stil. Ik stap af, volkomen uitgewoond, en ga even op een grote kei zitten die daarboven is neergelegd. Ik voel me opgetogen en zeer voldaan, trots, drink de laatste slokken uit de bidons en merk vanuit mijn ooghoeken, dat zomaar iemand een foto van mij neemt. Ik heb niet het benul om te vragen een afdruk voor mij te laten maken en op te sturen.
Na een minuut of vijf ben ik zover dat ik weer helder kan denken. Ik geniet nog een tijdje van het uitzicht, begroet andere ‘Vainqueurs du Géant de Provence'. Dan zet ik mijn helm, die de hele klim voor op mijn stuur heeft gehangen, op en hijs me weer op mijn Jan Jansen. Ik ben na 37 minuten terug in Bedoin. De grootste snelheid die ik bereik, is 68,5 km/u. Tijdens de afdaling naar Malaucène heb ik eerder dit jaar 74,4 km/u gehaald, maar dat komt, denk ik, doordat daar meer rechte, overzichtelijke stukken in zitten. Het gaat me trouwens ook hard genoeg!
Bedoin of Malaucène?
Moe maar voldaan rijd ik Bedoin binnen. Het eerste wat ik doe, is een heerlijke gedroogde saucisson (in kleine stukjes gesneden) verorberen en een Leffe achterover kieperen. Dan kom ik tot de conclusie dat de klim vanuit Bedoin wel heel zwaar is, maar zeker niet veel zwaarder dan die vanuit Malaucène. Ik fietste in juni de noordelijke klim in 2 u 18' over 21 km (gemiddeld 9,13 km/u) en deze klim van 21,5 km deed ik in 2 u 21' (gemiddeld 9,36 km/u). Daarbij moet je bedenken dat de temperatuur in oktober aangenamer is om de Mont Ventoux te beklimmen.