Coen van Dijk"Ga niet bij de ergste hitte en als d'r geen wind is, dan moet je 't niet doen. Dan kan je dus 'n opdonder krijgen. Ik heb 't meegemaakt van mensen genoeg die daar 'n opdonder hebben gekregen, die ook iets aan hun hart hebben gekregen. 't Is 'n véél te grote inspanning." aldus wielerkenner/-journalist Martin Ros. Die passage las ik gisteren -terug in Nederland- in het boek "De Kale Berg" nadat ik op 31 juli de Mont Ventoux had beklommen.

Er stond die bewuste dag geen zuchtje wind en hoe warm het precies tijdens de beklimming was weet ik niet. Maar op mijn weg naar de top van de Mont Ventoux werd ik onder hoge druk gaar gekookt als ware de reus van de Provence een snelkookpan. Op mijn terugtocht vanuit Bédoin naar Mollans s/ Ouvèze gaf mijn fietscomputer tijdens de beklimming van de Col de la Madeleine richting Malaucène 38.5 graden aan. Een "colletje" dat op dat moment aanvoelde als een verlenging van de Ventoux; moordend.

Met 3000 trainingskilometers in mijn benen maar zonder beklimmingen boven de 8% keek ik met spanning uit naar de weg naar de hel. Mijn enige echte klimervaring was Alpe d'HuZes van vorig jaar waar ik 5 keer omhoog was geklauterd. Op basis van die ervaring dacht ik de klus wel te kunnen klaren.

Op tijd naar bed en met een flink bord pasta in brodo als ontbijt op weg naar Bédoin. Mijn vriendin en twee zoons zouden mij achterna rijden in de auto. "Ga maar rustig een half uurtje op een terrasje zitten, dan zie ik jullie wel in het bos, en zorg dat jullie een paar keer een volle bidon water voor mij hebben."

Tegen elven ging ik van start. De eerste kilometers gingen, zoals verwacht, ontspannen al was het al wel erg warm. Ik zag enigszins gespannen uit naar de bocht bij St Estève vanwaar het kilometers lang met 9 á 10% omhoog zou gaan en ik wist dat ik tot dat punt geen energie mocht verspelen. "Dat valt me reuze mee", dacht ik toen ik de bocht eenmaal door was en de eerste 2-3 kilometers door het bos had afgelegd. Mijn (te) hoge hartslag verontrustte mij echter wel. Ik reed nu al in het rood en het lukte mij niet om mijn hartslag omlaag te krijgen. Toch draaide ik een acceptabele 12 km per uur.

"Waar blijft de eerste ravitailleringspost toch?", vroeg ik mij af. Mijn "begeleiders" waren mij nog steeds niet gepasseerd en ik was in de veronderstelling dat zij nog lekker met een café au lait of een sirop à l'eau, en een chausson au pommes op het terras van Le Relais du Mont Ventoux zaten. Niets bleek later minder waar te zijn. Zij waren na een half uur in de auto gestapt en vroegen zich af waar ik was gebleven. Een duidelijk geval van te enthousiast en te overmoedig van start te zijn gegaan. 

Vergeet vooral niet te genieten tijdens het lijden

Het zweet gutste van mij af en mijn tempo zakte naar 8-9 km/uur. Wat was het heet en wat is deze klim zwaar. En wat een rotbos, saai en zonder mooie vergezichten. In een bos verwacht je schaduw maar de zon brandde kilometers lang op mijn witte Giro d'Italia shirt. Ik voelde mij echter allesbehalve de leider in het jongerenklassement. Misschien moet je als 51-jarige de "maglia bianca" ook gewoon niet dragen. Geen haarspeldbochten zoals op L'Alpe d'Huez waar je je hartslag even kan laten zakken. "Dit ga ik niet redden", dacht ik toen ik al kilometers ver het bos in was en mijn tempo soms naar 7 km/uur zakte. Maar ook hier gold "opgeven is geen optie", althans niet voor mij.

Maar wat kostte het mij een moeite om niet af te stappen. En zocht ik mijn toevlucht maar in een banaan of een vloeibaar gelletje. Vooral geen hongerklop krijgen zoals Chris Froome tijdens de Tour op L'Alpe d'Huez. Eindelijk kwam de volgauto langs. Schreeuwende kinderen "Ketsjing ketsjingka, ketsjikkerdiewingka, zie hem staan, zie hem gaan, die coole jongen met die banaan" (ach, de jongste is 10). Ik kon met moeite een glimlach op mijn gezicht toveren. Dit is echt afzien! Gelukkig had ik nog één kransje achter over dat enige verlichting moest bieden.

Na een paar nieuwe bidons naderde ik eindelijk het eind van het bos. "Eindelijk wind, eindelijk verkoeling", dacht ik, maar nee hoor, er stond die dag zo goed als geen wind. "Waarom wil ik dit eigenlijk?", vroeg ik mij af; "waarom doet een mens dit zichzelf aan?". Ik moest denken aan Wilfried de Jong's "Mist op de Ventoux" in "De man en zijn fiets" waarin zijn zoontje vraagt "Papa, waarom moet je die berg eigenlijk beklimmen?" en "Waarom neem je geen gemakkelijke berg?". Tsja, waarom?

Bij Chalet Reynard riep mijn vriendin dat ze van een vrouw had gehoord dat het nu makkelijker zou worden. En dat is ook zo. "Maar de laatste 3 kilometers worden weer zwaar", riep ik terug. Voorbij het chalet ging mijn beentempo omhoog en kon ik weer op adem komen tot na 18 km het stijgingspercentage weer omhoog ging. Zelfs op deze hoogte bleef de hitte verstikkend en het pakken van mijn bidon deed mijn snelheid onmiddellijk dalen.

In de één na laatste bocht voelde ik opeens kramp opkomen in mijn linker hamstring. Oh nee! Dat had ik één keer eerder meegemaakt, vorig jaar op het eind van de Amstel Gold Race tijdens de beklimming van de Keutenberg. Toen vocht ik me op karakter naar boven. Ik wou niet afstappen. Nu moest dat wel . "C'est dur, hè?", zei een wat oudere Française tegen me. Na een korte stop kon ik verder en draaide ik na een dikke 2 uur de bocht van de laatste 11% op. Volledig oververhit en gebroken. En toch wat teleurgesteld want ik had de beklimming binnen 2 uur willen doen.

De teleurstelling maakte echter snel plaats voor trots. Ik had het hem toch maar geflikt. Een korte krampaanval doorgelaten in één keer omhoog en dat werd op waarde geschat door mijn zonen met een straatnaambordje "Rue de Super Papa". Na snel een foto te hebben genomen onder het bord met "Sommet Mont Ventoux 1911 m" besloot ik weer af te dalen. Zonder op de top te hebben genoten van het uitzicht. Zonder het observatorium, het kapelletje of de radarpost richting Mont Serein te hebben bekeken. "Vergeet vooral niet te genieten tijdens het lijden", zeg ik altijd tegen anderen; nu was ik tijdens de beklimming vooral met mijzelf bezig geweest en had vanaf St. Estève vrijwel geen oog meer gehad voor de omgeving.

AfkoelenAfkoelen

Vooraf had ik mijn vriendin en kinderen verteld over de blauwe boom bij Les Bruns. Zij hebben hem gezien; "het stelt niet veel voor". Ik heb hem gemist. Ik had hun verteld over Tom Simpson en het monument maar heb er zelf weinig oog voor gehad. Zozeer was ik tijdens de beklimming in mijzelf gekeerd.

Een week later om 7 uur 's ochtends vanuit Malaucène omhoog. Een klim die mij beter ligt. Of was het gewoon de snelkookpan vanaf Bédoin die mij is opgebroken? Het blijft een onmenselijke berg. En toch wil ik nog eens terugkomen, om misschien zelfs wel toe te treden tot La Confrérie des Cinglés du Mont Ventoux.